Meloengewelf 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin o.a. "Meloengewelf": blz. 311

- Thunnissen, H.J.W., Gewelven. Hun constructie en toepassing in de historische en hedendaagse bouwkunst. Amsterdam (Ahrend), 1950. [351 blz. ISBN -]. Hierin 44, 78, 95, 97, 101, 285, 287, 288, 289

- Dehio, Georg, Geschichte der Deutschen Kunst. Des Textes erster Band. Berlin, Leipzig (Vereinigung Wissenschaftlicher Verleger, Walter de Gruyter & Co), 1919. [372 blz. ISBN -]. Hierin o.a. blz. 275-276 (koepelgewelven en andere architectonische vormen zijn in Noord-Duitsland uit zuid-west Frankrijk geïmporteerd, via Nederland)

- Korevaar, A., & A. Bijls & M. Gout & L. Stijnen, Bouwkundige Encyclopedie. Tweede deel: L - Z. Amsterdam, Brussel (Elsevier), 1954. [691 blz. ISBN -]. Hierin: "Meloenvormig koepelgewelf of paraplugewelf", blz. 147-148   (de getekende koepel heeft geen (sier-)ribben, maar graten die hol gebogen gewelfvelden scheiden. Dit wordt veelal als een paraplugewelf gezien)

- Meischke, R., "Het kleurenschema van de middeleeuwse kerkinterieurs van Groningen". In: Bulletin KNOB, 1966 (jrg 65, afl. 3/4), blz. 57-91. Hierin: blz. 63